Elektriciteitssector moet sneller van fossiel af
De ambities van de mondiale elektriciteitssector liggen te laag, en de doelen die er zijn worden niet gehaald. Dit blijkt uit onderzoek van Atradius Dutch State Business economen Afke Zeilstra en Niels de Hoog.
Ambities van de mondiale elektriciteitssector
Het transitiepad richting netto nulemissies in 2050, zoals uitgestippeld door het Internationaal Energie Agentschap (IEA), fungeert hierbij als referentiekader. In dit transitiepad moet al in 2035 de elektriciteitssecor in ontwikkelde economieën zo goed als emissievrij zijn. Om dit te bereiken moet bijvoorbeeld het groeitempo van de stroomopwekkingscapaciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen, met name zon en wind, worden verdrievoudigd. Investeringen hierin nemen momenteel jaarlijks met 6% toe, maar dat is onvoldoende (figuur 1). Tegelijkertijd neemt de elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen nauwelijks af en zet de algehele CO-uitstoot de stijgende trend voort. Op basis van de vergroeningsplannen die er nu liggen, ervanuit gaande dat die worden geïmplementeerd, zal de wereld in de tweede helft van dit decennium naar verwachting met een investeringsgat van zo’n USD 650 miljard per jaar komen te zitten. Dit betreft alleen het tekort aan geld voor de uitbreiding van de opwekkingscapaciteit van groene stroom. Daarnaast is er ook een aanzienlijk investeringsgat voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk dat in menig land tegen de grenzen aanloopt.
Figuur 1: Investeringstempo groene stroomopwekking moet worden verdrievoudigd
Acceleratie vergroening elektriciteitssector belangrijk Samen met de industrie is het de elektriciteitssector die wereldwijd het meeste CO uitstoot. Hierom en vanwege de cruciale rol in de elektrificatie van de wereldeconomie staat de elektriciteitssector centraal in de energietransitie. De industrie en de rest van de economie moeten grotendeels op groene stroom gaan draaien om de CO-uitstoot tot netto-nul te reduceren in 2050. Dit vergt een complete metamorfose van de elektriciteitssector. Niet alleen moeten de huidige nog grotendeels vervuilende elektriciteitscentrales worden vervangen of worden vergroend. Tegelijkertijd moet de opwekkingscapaciteit van elektriciteit enorm worden uitgebreid, omdat door het elektrificatieproces ons een explosie in de elektriciteitsvraag staat te wachten. Een vertraging in de vergroening en uitbreiding van de elektriciteitssector betekent automatisch een vertraging in het bereiken van netto-nul uitstoot in 2050.
Echter, uitdaging alleen maar groter geworden.
Dit komt door de rap herstellende energievraag vlak na de coronacrisis en vervolgens door de Russische invasie in Oekraïne waardoor een regelrechte energiecrisis onstond. Vanwege het wegvallen van Russisch gas en de fors gestegen gasprijs heeft toen in de elektriciteitsopwekking een verschuiving plaatsgevonden naar het veel vervuilendere steenkool. Hierdoor nam de CO-uitstoot weer toe. Hoewel we verwachten dat het gebruik van steenkool in elektriciteitscentrales snel gaat afnemen, zorgt het voorlopig nog voor bijna driekwart van de totale uitstoot. Verontrustend is ook dat juist bij de landen die het meeste CO uitstoten te weinig gebeurt. Ongeveer 75% van de wereldwijde uitstoot wordt namelijk veroorzaakt door slechts 14 landen. Dat selecte groepje heeft dus eigenlijk voor een groot deel het lot van planeet aarde in hun handen. Op enkele uitzonderingen na zijn de doelstellingen voor de elektriciteitssectoren daar helaas niet ambitieus genoeg en zijn de betreffende landen vaak ook nog ver verwijderd van het behalen van die doelstellingen
Figuur 2: Slechts 2 van de 14 zwaarste uitstoters liggen op netto-nul-schema
* Top-14 uitstoter Iran is niet in de rechter grafiek opgenomen wegens gebrek aan data
Rol overheden is cruciaal
Volgens het transitiepad van het IEA is het nog steeds mogelijk om netto-nul uitstoot in 2050 te bereiken. Overheden spelen hierin een belangrijke rol. Het is belangrijk dat de overheid beleid maakt en doelstellingen stelt op het gebied van de transitie van de elektriciteitssector. Dat dit lang niet altijd het geval is, wijst onderzoek van IRENA (International Renewable Energy Agency) uit. Van de 183 onderzochte landen hebben maar 108 een doel gesteld voor de elektriciteitssector. Hiervan hebben slechts 60 een aandeel hernieuwbare energie in de elektriciteitsmix op middellange termijn als doel geformuleerd. Overheden van onder andere de VS en Europa hebben naar aanleiding van de energiecrisis hun ambities aangescherpt en meer geld beschikbaar gesteld voor vergroening, maar dit blijkt nog onvoldoende. Het Amerikaanse Energy Information Agency (EIA) schat dat het aandeel van de opwekking van hernieuwbare energie in de VS tegen 2030 bijna 50% zal bedragen. Een flinke opwaartse bijstelling ten opzichte van slechts een jaar geleden toen nog werd verwacht dat dit aandeel tegen 2050 op slechts 44% zou uitkomen. Dit is het gevolg van de Inflation Reduction Act, die in augustus 2022 van kracht werd en een impuls van USD 370 miljard geeft aan initiatieven op het gebied van duurzame energie. Net als Europa, waar middels het RePowerEU-plan ook verdere vergroeningsstappen zijn gezet, is dit onvoldoende voor het netto-nulschema. Meer stimulans is nodig om in 2030 op zo’n twee derde van de elektriciteit het etiket ‘groen’ te kunnen plakken. Uiteindelijk is het natuurlijk ook de bedoeling dat de private sector het stokje overneemt en de investeringen uit eigen beweging verhoogt.
De grootste zorg betreft opkomende economieën.
Daar moet veel meer geld naartoe. Hoewel ze vijf jaar langer de tijd hebben gekregen (tot 2040) om hun elektriciteitssector emissievrij te maken, staan zij namelijk voor de grootste uitdaging. Niet alleen hebben ze veel te lijden onder de gevolgen van klimaatverandering, de elektricteitssectoren van alle opkomende economieën samen stoten ook het meeste CO uit. Met name de grootste opkomende economieën dragen zelf significant bij aan klimaatverandering. Bovendien zal de elektricteitsvraag in deze landen in de nabije toekomst het hardst groeien. Opkomende economieën moeten de grootste vergroeningsstappen zetten, terwijl ze daar juist de minste middelen en mogelijkheden voor hebben. Niet alleen te weinig geld, maar vaak mist de bestuurlijke capaciteit en ontbreken de juiste beleidsraamwerken. Verder zijn er bepaalde gevestigde belangen en/of verkeerde economische prikkels waar tegen opgebokst moet worden. De steenkoolmijnen bieden bijvoorbeeld veel werkgelegenheid in Zuid-Afrika en de olie- en gasexport vormt het traditionele verdienmodel van het Midden-Oosten.
Voortbouwen op vergroeningsmomentum
Naast dat te weinig wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energiecapaciteit op basis van bestaande technologieën, gaat de ontwikkeling en opschaling van nieuwe aanvullende technologieën, zoals de afvang van CO-uitstoot, ook te traag. Al met al, genoeg bewijs dat de transitie van de elektriciteitssector achterloopt op schema. Dit voorspelt niet veel goeds voor het behalen van de overkoepelende doelstelling van netto nulemissie in 2050. Helemaal hopeloos is het nog niet als wordt voortgebouwd op het vergroeningsmomentum dat sinds de energiecrisis bij verschillende regeringen is ontstaan. Naast ambitieuzere programma’s is meer financiering nodig vanuit zowel publieke als private bronnen.
Afke Zeilstra - Senior Economist
Niels de Hoog - Senior Economist