Verhoging landenplafonds
Belang van landenrisico bij exportkredietverzekeringen
De Nederlandse exportkredietverzekeringsfaciliteit moet op grond van internationale regels ten minste kostendekkend zijn. Het landenrisicoraamwerk is een belangrijk onderdeel van de risicobeoordeling die Atradius DSB namens de Staat uitvoert bij verzekeringsaanvragen. Landenrisico’s zijn bij exportkredietverzekeringen van groot belang. Van oudsher gaat het vaak om het risico dat een overheid, die goederen of diensten in Nederland heeft gekocht, in betalingsproblemen komt. Maar ook voor export waarbij de koper een private partij is speelt het landenrisico een rol. Het komt immers geregeld voor dat een land te maken krijgt met deviezenschaarste. De maatregelen die daarvoor worden genomen kunnen alle betalingen uit een land bemoeilijken. Risico’s op hetzelfde land hangen dus tot op zekere hoogte altijd met elkaar samen en het volstaat dan ook niet om een betalingsrisico op zichzelf te beoordelen. Ook het totale risico op een land moet worden bekeken. Om het landenrisico te beheersen hanteert Atradius DSB landenplafonds en een landenbeleid waaraan aanvragen worden getoetst.
Waarom een modernisering van landenplafonds nodig is?
In 2017 is het stelsel van landenplafonds grondig gemoderniseerd. Onderdeel van die modernisering was een vereenvoudigd systeem om het landenplafond vast te stellen, bestaande uit een matrix waarin de OESO-landenklasse en de omvang van de economie bepalen hoe groot dat plafond is. De OESO verdeelt alle landen naar de mate van risico over zeven landenklassen (en een aparte categorie voor de OESO-hoge-inkomenslanden), waarbij landenklasse 1 het minst en landenklasse 7 het meest risicovol is. Voor de minst risicovolle landen zijn de landenplafonds toen geheel afgeschaft.
Inmiddels zijn we acht jaar verder en om twee redenen was het tijd om deze matrix te actualiseren. Ten eerste was door hogere prijzen voor grondstoffen zoals metaal, de inflatie in de afgelopen jaren relatief hoog in veel landen, ook zoals we allemaal hebben gemerkt in ons eigen land. Dat heeft geleid tot een sterke stijging van de arbeidskosten, zichtbaar in de relatief hoge CAO-loonstijgingen, en zeker ook in de prijs van materialen en eindproducten zoals machines en schepen. Dat leidt ertoe dat we onder hetzelfde landenplafond minder export kunnen verzekeren. Een simpel voorbeeld: een landenplafond van 100 miljoen kan tien transacties van een bepaald goed dat tien miljoen kost herbergen. Echter, as de prijs van dat goed door de beschreven ontwikkelingen stijgt naar elf miljoen zijn het er nog maar negen.
Verhoging van de landenplafonds
Het idee achter de hoogte van de plafonds is bovendien het limiteren van het mogelijke verlies op een land wanneer alle transacties misgaan. Dat acceptabel geachte verlies is door de prijsstijgingen uitgehold. Ten tweede zijn sinds juli 2023 door de modernisering van de internationale afspraken – vastgelegd in de Arrangement on officially supported export credits – duidelijk langere krediettermijnen toegestaan. Ook dat kan ertoe leiden dat onder hetzelfde plafond minder exporttransacties verzekerd kunnen worden, met name doordat voor de gebruikelijke variabele rentes rekening gehouden moet worden met een grote onzekerheidsmarge.
Daarom hebben Atradius DSB en de betrokken ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken eind 2024 aan de minister van Financiën geadviseerd om de plafonds te actualiseren. Het besluit van de minister is inmiddels in werking getreden. Over de hele linie zijn alle plafonds verhoogd, gemiddeld met ruim 20%. U kunt alle plafonds en het toepasselijke landenbeleid per land vinden op: Landenbeleid.
Greetje Frankena - Senior Economist
Ivo Habets - Senior Economist