Energietransitie in Latijns-Amerika: kansen voor Nederlandse exporteurs?

Latijns-Amerika loopt voorop in de energietransitie. Meer dan de helft van de elektriciteitsproductie wordt met hernieuwbare bronnen opgewekt. Dat is verreweg het meeste van alle regio’s (zie plaatje).

Maar deze voorsprong betekent niet dat de regio achterover kan leunen. Zo zijn er nogal wat verschillen binnen de regio. Terwijl in Zuid-Amerika zo’n 70% van de elektriciteit met hernieuwbare bronnen wordt opgewekt, is dat in Midden-Amerika 30%. Dat is veel lager dan bij de zuiderburen, maar nog altijd respectabel ten opzichte van andere regio’s. Ook zijn er verschillen tussen landen. Costa Rica en Paraguay zijn absolute kampioenen: hier wordt – vrijwel - alle elektriciteit duurzaam opgewekt. Ook Brazilië, Colombia, Ecuador en Uruguay doen het bovengemiddeld goed. Maar landen als Argentinië en Bolivia lopen achter, met een aandeel hernieuwbare energie van een derde. Van de grote Latijns-Amerikaanse landen is Mexico de absolute hekkensluiter met een aandeel van 17%. Dat van veel eilanden in het Caribische gebied is nog lager. Verder is het aandeel van hernieuwbare energie in de productie van elektriciteit geleidelijk gedaald in de afgelopen drie decennia van twee derde in 1990 naar de helft nu. Het aanbod van duurzaam opgewekte elektriciteit kan de sneller stijgende vraag dus niet bijhouden. Die vraag zal in de toekomst nog verder stijgen. Om de klimaatdoelen te halen moet namelijk ook de energie die wordt gebruikt voor verwarming en vervoer verduurzamen. Die energie komt nu vooral van fossiele bronnen. Daardoor is het aandeel van hernieuwbare energie in de totale energieconsumptie veel lager dan dat in de productie van elektriciteit. Voor Latijns-Amerika is dat bijvoorbeeld ongeveer een kwart. Een van de manieren voor verduurzaming van de verwarming en het vervoer is om hiervoor duurzaam opgewekte elektriciteit te gebruiken. Hier ligt dus een belangrijke uitdaging voor de regio.

Waterkracht is de belangrijkste bron voor het opwekken van duurzame elektriciteit in Latijns-Amerika. De regio is rijk aan snelstromende rivieren en is al relatief vroeg begonnen met de bouw van waterkrachtcentrales. De Itaipu waterkrachtcentrale in de rivier de Paraná op de grens van Brazilië en Paraguay is bijvoorbeeld in bedrijf sinds 1984. Het is de op een na grootste stuwdam ter wereld. Alleen de Chinese Drieklovendam, die in 2006 werd voltooid, is groter. Brazilië huisvest ruim 200 waterkrachtcentrales en is – na China – ’s werelds grootste producent van waterkracht. Ongeveer twee derde van de Braziliaanse elektriciteit wordt hiermee opgewekt. In Paraguay is dat zelfs alle elektriciteit. Ook in olierijke landen zoals Colombia, Ecuador en Venezuela vormt waterkracht verreweg de belangrijkste bron voor de opwekking van elektriciteit.

Waterkracht zal ook in de toekomst een belangrijke energiebron blijven voor de regio. Maar om de capaciteit op peil te houden zijn investeringen nodig om de centrales te moderniseren. Ruim de helft van de centrales is namelijk ouder dan 30 jaar. Bovendien zal deze energiebron moeten worden aangevuld met andere vormen van duurzame energie. Er is immers een grens aan de hoeveelheid stuwdammen die de geschikte rivieren aankunnen. Ook hebben waterkrachtcentrales ecologische en sociale nadelen. Zo verstoren ze vaak het leefgebied van allerlei planten en dieren, moeten mensen soms verhuizen of gaan ze ten koste van landbouwgrond. En waterkracht is kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. De recente droogte in Brazilië illustreert dit. De waterkrachtcentrales in de Andeslanden Colombia, Ecuador en Peru zijn volgens een recente studie van de International Energy Agency (IEA) minder kwetsbaar, omdat in deze landen meer regen wordt verwacht. Maar ook een teveel aan regen kan voor uitdagingen zorgen, zoals enkele jaren geleden bleek in Colombia, waar een waterkrachtcentrale werd getroffen door aardverschuivingen vanwege hevige regenval.

Daarom zetten de landen in Latijns-Amerika in op diversifiëring van de duurzame bronnen, zoals wind en zon. Vanaf 2012 groeit het aandeel van deze bronnen in de elektriciteitsproductie dan ook gestaag (zie plaatje). Inmiddels bedraagt het aandeel in de duurzame elektriciteitsproductie circa 15%. Dit aandeel zal in de komende vijf jaar volgens de IEA toenemen naar ruim een kwart, met name vanwege fors hogere investeringen in zonne-energie. Dit is goed nieuws. Maar het kan en moet nog beter om de regionale ambitie van 70% duurzaam opgewekte elektriciteit in 2030 te halen. Volgens de laatste ramingen van de IEA vertraagt de groei van het aandeel duurzaam na volgend jaar. Dit komt omdat de IEA de ramingen voor Argentinië, Brazilië en Mexico neerwaarts heeft aangepast. Argentinië en Mexico hebben problemen met de financiering van projecten door een verslechtering van het ondernemingsklimaat onder de huidige regering; de economische crisis in Argentinië vormt eveneens een belemmering. In Brazilië is de overheid onder president Bolsonaro minder actief in het organiseren van veilingen. De rek is uit de regio’s traditionele hernieuwbare energiebron waterkracht en de valkuil van de remmende voorsprong ligt op de loer. Als de regio de leidende rol in de energietransitie wil behouden en de klimaatdoelen wil halen, zal er nog steviger moeten worden ingezet op de energiebronnen van de toekomst via de ontwikkeling van grootschalige zonne- en windparken. Dit biedt volop kansen voor Nederlandse exporteurs die in deze deelmarkten van hernieuwbare energie een actieve rol spelen.

Greetje Frankena - Senior Economist

Contact


Lees verder