De club van Parijs en hun antwoord op COVID-19
Nederland wordt in de Club van Parijs vertegenwoordigd door het ministerie van Financiën, het ministerie van Buitenlandse Zaken en Atradius Dutch State Business.
Nikki Kersten - Ministerie van Financiën: “Wanneer een land schulden heeft, wordt er gekeken wat de beste oplossing is. Een herstructurering betekent daarom ook zeker niet automatisch een kwijtschelding.”
De Club van Parijs is een internationale groep van overheidscrediteuren die gecoördineerd duurzame oplossingen proberen te zoeken voor betalingsmoeilijkheden van overheden met schuldproblematiek. De crediteuren van de Club van Parijs kunnen besluiten om gezamenlijk een schuldenregeling te treffen met deze overheden.
De Club werd in 1956 opgericht door negentien landen toen de schuldpositie van Argentinië onhoudbaar bleek. Sindsdien heeft de Club ruim 450 akkoorden afgesloten met verschillende landen voor een totaalbedrag van meer dan 580 miljard dollar. Inmiddels zijn er 22 permanente leden in de Club van Parijs. Door middel van schuldenakkoorden levert de Club een bijdrage aan het verbeteren van de schuldhoudbaarheid en de financieel economische positie van landen met schuldenproblematiek.
De publieke schulden van een land kunnen bestaan uit schulden aan multilaterale instellingen, schuld aan private partijen en schuld aan overheden van andere landen. Alleen de laatste categorie valt onder het mandaat van de Club van Parijs. Hieronder vallen dus ook de kredietverzekerde vorderingen op overheden verzekerd door de Nederlandse staat.
De besluitvorming in de Club vindt altijd plaats op basis van consensus. Er kunnen geen afspraken worden gemaakt zonder dat Nederland hiermee instemt. Solidariteit tussen de crediteurenlanden is daarbij een belangrijk uitgangspunt.
Erwin Weurding - Ministerie van Financiën: “De Nederlandse overheid kan vanwege het lidmaatschap van de Club van Parijs hogere risico’s accepteren op overheidsdebiteuren. En zo kunnen exporteurs zaken blijven doen met de meer uitdagende landen.”
Wanneer een land schulden heeft, wordt er gekeken wat de beste oplossing is. Vaak wordt aangestuurd op een langere terugbetalingsperiode, eventueel in combinatie met een aflossingsvrije periode. Hierdoor wordt een adempauze gecreëerd waardoor het land kan herstellen en weer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Dit gaat altijd in samenspraak met het IMF en de Wereldbank, die een Debt Sustainability Analysis uitvoeren en een bepaald hervormingsprogramma met het debiteurenland overeenkomt.
Soms duurt het decennia voordat schuldenregelingen zijn afbetaald. Dit kan betekenen dat een verzekerde transactie van 20 jaar geleden, waarover reeds lang geleden schade is uitgekeerd aan de verzekerde, nu nog steeds in delen wordt terugbetaald. Hierdoor kan het gebeuren dat een verzekerde exporteur na al die jaren geld ontvangt op basis van het eigen risico van diezelfde transactie. Want de betalingen op de schuldenregelingen worden evenredig verdeeld tussen de staat en de exporteur. In de praktijk betekent dit dat we jaarlijks gemiddeld ongeveer 10 miljoen euro (!) terugstorten naar verzekerde exporteurs die in het verleden te maken hebben gehad met non-betaling en schadevergoeding hebben ontvangen.
George Aardenburg - Atradius Dutch State Business: “In de praktijk betekent dit dat we jaarlijks ongeveer 10 miljoen euro (!) terugstorten naar klanten die in het verleden te maken hebben gehad met wanbetaling.”
Het crediteurenlandschap is in rap tempo aan het veranderen. De 22 huidige landen die lid zijn van de Club van Parijs zijn namelijk niet de enige belangrijke crediteurenlanden meer. Al wat langere tijd zijn landen zoals China en India ook grote schuldeisers op het internationale speelveld. Zij zijn slechts ad-hoc aangesloten bij de Club van Parijs*. Hierdoor is het ingewikkelder om afspraken te maken met de debiteurenlanden. Daarom is een van de principes van de Club, de comparability of treatment, zo belangrijk. Dit zorgt ervoor dat een debiteurenland bij het aangaan van een Club van Parijs regeling wordt verplicht andere niet Club van Parijs-crediteuren “comparable”, dus op dezelfde manier te behandelent.
Uiteindelijk is de deelname aan de Club van Parijs door Nederland ook belangrijk voor exporteurs. Door ons lidmaatschap hebben we een effectief incasso-instrument, want geen enkel land zit te wachten op aanmaningen door de Club van Parijs. Bovendien kan de Nederlandse overheid door het lidmaatschap bepaalde risico’s accepteren. En zo kunnen exporteurs zaken blijven doen met de meer uitdagende landen. In maart jl. heeft de Club van Parijs, in samenwerking met de G20, vanwege de COVID-19 crisis, het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) ingevoerd. DSSI is een regeling die moet zorgen voor liquiditeitsruimte voor de armste debiteurenlanden. Om de impact van de crisis voor te zijn is de DSSI ontzettend snel opgetuigd, met instemming van alle leden van de Club en de G20.
*Dit houdt in dat deze landen op vrijwillige basis mogen participeren in Club van Parijs-vergaderingen en -regelingen (en hiertoe worden aangemoedigd), maar dat zij hier niet verplicht zijn tot participatie.
Ronald Meijer - Atradius Dutch State Business: “Om de impact van de COVID-19 crisis voor te zijn is de DSSI ontzettend snel opgetuigd, met instemming van alle leden.”
Deze regeling is alleen van toepassing op de directe bilaterale overheidsleningen en zogenaamde Previously Rescheduled Debt (eerder in de Club geregelde schuld) en houdt in dat alle rente- en hoofdsombedragen (de debt service) vervallend in het 3e en 4e kwartaal van 2020 worden uitgesteld. Inmiddels is de DSSI verlengd tot juni 2021. Van de 77 debiteurenlanden, die binnen de reikwijdte van het DSSI vallen, zijn er ongeveer 40 die gevraagd hebben of zij gebruik kunnen maken van deze regeling.
Voor Nederland zijn de gevolgen van het uitstel tot nu toe zeer beperkt. Het gaat slechts om vier landen, namelijk Angola, Pakistan, Jemen en Myanmar, waarbij de totale debt service die wordt uitgesteld USD 8,4 mln. bedraagt. Indien de debt service tot en met juni 2021 wordt meegenomen komt daar nog USD 4 mln bij.
Aan dit artikel hebben meegewerkt: George Aardenburg - senior claims & recoveries manager Ronald Meijer - senior claims & recoveries manager Nikki Kersten - Deputy head Export Credit Insurance, Ministerie van Financiën Erwin Weurding - International Affairs Policy Officer, Ministerie van Financiën