Trump-effect: hoe opkomende economieën worden geraakt door zijn beleid
De Amerikaanse president Trump is nog maar een half jaar aan de macht, maar heeft de wereldorde al opgeschud met de snelheid van een SpaceX-raket. Internationale regels en handelsakkoorden worden regelmatig terzijde geschoven, de Amerikaanse democratie en rechtsstaat staan onder druk, en er wordt een uiterst grillig handelsbeleid gevoerd. Daarnaast voert de regering een streng migratiebeleid en wordt de Amerikaanse ontwikkelingshulp ontmanteld. Het beleid van Trump heeft verstrekkende gevolgen voor landen wereldwijd, met name voor opkomende economieën en ontwikkelingslanden.

Grilligheid troef in Trumps handelsbeleid
Het handelsbeleid van Trump haalt vrijwel dagelijks het nieuws. Handelstarieven dienen in zijn visie niet alleen om handelstekorten terug te dringen, maar ook om andere doelen te bereiken, zoals het terugdringen van drugs- en migratiestromen naar de VS, het genereren van overheidsinkomsten en het terughalen van werkgelegenheid in de Amerikaanse maakindustrie. Het tariefbeleid kenmerkt zich door grilligheid: tarieven worden verhoogd, verlaagd, gepauzeerd en opnieuw verhoogd; er gelden vrijstellingen, en er wordt gedreigd met verdere verhogingen of het intrekken van bestaande uitzonderingen. Momenteel geldt een minimumtarief van 10% voor alle landen. Verder geldt een tarief van 30% voor China, 50% voor Brazilië, en 25% voor Mexico en 35% voor Canada voor goederen buiten het vrijhandelsakkoord met de VS.
Een voorlopig hoogtepunt in de handelsoorlog waren de wederkerige handelstarieven die op 2 april voor 56 landen werden aangekondigd. Onder druk van de financiële markten werden deze uiteindelijk gepauzeerd om ruimte te geven aan onderhandelingen. Vijf landen waarmee de VS een handelstekort heeft — Vietnam, Indonesië, Japan, de Filipijnen en Zuid-Korea — slaagden erin om tariefafspraken te maken of aan te kondigen. De EU sloot als handelsblok eveneens een akkoord. Ook het VK, waarmee de VS juist een handelsoverschot heeft, heeft een deal gesloten. Over de inhoud van deze afspraken bestaat echter nog veel onduidelijkheid. Eind juli kondigde de VS nieuwe wederkerige tarieven aan voor 66 tekortlanden (ook landen met relatief kleine tekorten), die op 7 augustus zijn ingegaan. Daarmee is het gemiddelde Amerikaanse invoertarief gestegen van 2,5% in 2024 naar bijna 19% — het hoogste niveau sinds de Smoot-Hawley Tariff Act van 1930. Verschillende landen die veel exporteren naar de VS worden geconfronteerd met hoge effectieve tarieven die sinds 7 augustus van kracht zijn, wat een aanzienlijke economische impact kan hebben (grafiek 1).
Immigratie- en ontwikkelingsbeleid ook in het vizier
De rest van de wereld, met name armere landen, wordt ook geraakt door twee andere beleidsmaatregelen van Trump: zijn strenge migratiebeleid en het ontmantelen van de Amerikaanse ontwikkelingsorganisatie USAID. Trump streeft ernaar jaarlijks een miljoen ongedocumenteerde migranten terug te sturen naar hun land van herkomst of een derde land. Volgens schattingen op basis van overheidsdata telt de VS momenteel 15,4 miljoen ongedocumenteerde immigranten, binnen een totale immigrantenpopulatie van 53,3 miljoen. In de eerste zes maanden van zijn ambtstermijn zijn bijna 150.000 ongedocumenteerden uitgezet, het hoogste aantal sinds 2014, maar nog altijd onvoldoende om de doelstelling te halen.
Kort na zijn inauguratie kondigde Trump een bevriezing van buitenlandse hulp aan voor ten minste negentig dagen, om te toetsen of deze in lijn is met het 'America First'-principe. In de praktijk draaide Trumps (voormalige) rechterhand Elon Musk echter direct de geldkraan dicht en werd vrijwel al het personeel ontslagen. Dit trof (USD 32 miljard (0,1% van het Amerikaanse bbp), ongeveer de helft van het totale Amerikaanse ontwikkelingsbudget van USD 63 miljard in 2024. De verwachting is dat er voorlopig geen fondsen voor buitenlandse hulp beschikbaar komen.
Volatiel beleid leidt tot veel onzekerheid met grote economische gevolgen
De tarieven zelf drukken de economische groei doordat ze leiden tot lagere winsten voor exporteurs en/of importeurs, wat investeringen belemmert, en/of tot hogere prijzen leidt voor Amerikaanse consumenten. Maar het is vooral de onzekerheid die voortvloeit uit het grillige beleid van Trump die de economische groei ondermijnt. Die onzekerheid, zoals gemeten door nieuwsgebaseerde indices, is momenteel groter dan tijdens de pandemie en wordt niet alleen gevoed door het tarievenbeleid, maar ook door toenemende zorgen van beleggers over de Amerikaanse overheidsfinanciën – mede naar aanleiding van de recent aangenomen ‘One Big Beautiful Bill Act’ – en over de kwaliteit van de Amerikaanse instituties. Daarbij wordt de politieke druk op de centrale bank opgevoerd om de rente te verlagen. Trump zaait hiermee twijfel over de status van de Amerikaanse dollar als veilige haven, wat zich uit in een depreciatie van de dollar ten opzichte van andere valuta. Daarnaast daalt het vertrouwen onder consumenten, producenten en beleggers, en stijgt de rente.
Latijns-Amerika en Azië zijn het meest blootgesteld
We hebben gekeken naar de afhankelijkheid van de VS op drie dimensies: exportafhankelijkheid, migrantenoverdrachten en ontwikkelingshulp. Grafiek 2 laat alle landen zien die afhankelijk zijn van export naar de VS voor meer dan 4% van hun bbp. Mexico, Vietnam en Cambodja zijn verreweg het meest afhankelijk, hun export naar de VS is ruim 20% van het bbp van deze landen. Costa Rica, Thailand en Maleisië volgen met ongeveer 10% van het bbp. De Mexicaanse economie wordt het hardst getroffen. De exportsamenstelling van Vietnam en Cambodja (textiel en schoeisel) en die van Thailand en Maleisië (elektronica; ook Vietnam) vertonen overeenkomsten. De vergelijkbare wederkerige tarieven die Trump eind juli heeft aangekondigd, zullen hun onderlinge concurrentiepositie daarom minder beïnvloeden dan de sterk verschillende tarieven die in april werden voorgesteld. Dit dempt de economische impact op deze landen. Voor Costa Rica geldt dat ook. Veel van wat het land naar de VS exporteert – zoals medische apparatuur, orthopedische hulpmiddelen, elektronica en ananassen – kent bij concurrenten een vergelijkbaar tarief of is moeilijk vervangbaar door alternatieve aanbieders.

Grafiek 3 toont de migrantenoverdrachten vanuit de VS voor landen waarvoor dit tenminste 4% van het bbp uitmaakt. Het laat zien dat landen in Midden-Amerika (El Salvador, Honduras, Guatemala en Nicaragua) evenals Jamaica in het Caribisch gebied, en Tonga en Liberia, het meest afhankelijk zijn van migrantenoverdrachten uit de VS. Die bedragen tussen de 11% en bijna 22% van het bbp voor deze landen. Het is lastig in te schatten in hoeverre het strenge migratiebeleid van Trump deze inkomensstromen zal raken. Vooralsnog blijven de overdrachten stijgen, vooruitlopend op mogelijke uitzetting.

Het zwaartepunt van blootstelling aan de VS op het vlak van export en migrantenoverdrachten ligt dus bij opkomende landen in Latijns-Amerika en Azië[1]. Hun economieën zijn sterk geïntegreerd met die van de VS dankzij geografische nabijheid en handelsakkoorden. In verhouding tot het bbp zijn de meer open economieën in opkomend Azië echter sterker blootgesteld dan de meeste Latijns-Amerikaanse landen. Binnen Latijns-Amerika zijn het, naast Mexico, vooral de Midden-Amerikaanse landen en de Caribische eilanden die veel met de VS handelen en dus een hoge exportafhankelijkheid hebben. Veel migranten in de VS komen ook uit Midden-Amerika. De geldtransfers die zij naar hun familie in het land van herkomst sturen, vormen een belangrijke bron van inkomsten voor die landen.
De stopzetting van USAID heeft directe gevolgen voor de voedselvoorziening en de gezondheidszorg in de landen waar de organisatie actief was. Aangezien ontwikkelingshulp wereldwijd onder druk staat, zijn alternatieve financieringsbronnen moeilijk te vinden. Landen die afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp van de VS voor meer dan 1% van hun bbp worden weergegeven in grafiek 4. De grafiek laat zien dat de Marshall Eilanden, een eilandengroep in de Stille Oceaan die door de VS is gebruikt voor kernproeven, op al deze terreinen het meest afhankelijk zijn van de VS. Dat komt door een overeenkomst van vrije associatie, waarbij de VS financiële steun verleent. Hetzelfde geldt voor Micronesië. Beide eilandengroepen worden hard getroffen door de ontmanteling van USAID. Naast de Marshalleilanden en Micronesië zijn vooral arme landen in Afrika en Azië erg afhankelijk van Amerikaanse ontwikkelingshulp, zoals Afghanistan, Centraal Afrikaanse Republiek, Lesotho, Liberia en Somalië. Dit geldt vooral voor landen waar de steun van USAID hoog was in verhouding tot de overheidsinkomsten. Het is voor overheden dan nog moeilijker om het wegvallen van deze hulp op te vangen. Voorbeelden hiervan zijn Burundi, Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Jordanië, Malawi, Mozambique, Niger en Syrië.
[1] Exclusief Chili, Hongkong, Taiwan en Zuid-Korea, die ingedeeld zijn in landenklasse 0 (Chili) of door het IMF worden ingedeeld bij de ontwikkelde landen.


Door deze drie dimensies van kwetsbaarheid (in procenten bbp) bij elkaar op te tellen, identificeren wij de meest direct kwetsbare landen voor Amerikaanse beleidsveranderingen (grafiek 5). Marshall Eilanden is veruit het meest kwetsbare land, met 50% van hun bbp afhankelijk van de VS. De afhankelijkheid van de Marshall Eilanden is te voelen over alle drie dimensies. Daarna komen enkele landen in Latijns-Amerika (Mexico, El Salvador en Honduras) en Azië (Vietnam en Cambodja).
Het is ook belangrijk om te begrijpen hoe goed een land kan omgaan met externe tegenwind. Naast de directe gevolgen worden opkomende en ontwikkelingslanden ook geconfronteerd met indirecte externe uitdagingen. Dit omvat een lagere mondiale economische groei, druk op de wereldhandel en olieprijs, in combinatie met aanhoudend hoge Amerikaanse lange rente.
Als we die indirecte effecten meenemen moeten we vooral letten op landen met lage officiële reserves, zoals Argentinië, Egypte, Sri Lanka en Tunesië. In Egypte en Tunesië biedt de appreciatie van hun munten ten opzichte van de dollar nog enig tegenwicht. In Argentinië en Sri Lanka is dat echter niet het geval; hun munten depreciëren tegenover de dollar. Aan de andere kant zijn er landen zoals Vietnam en Thailand in Azië, of Mexico en Brazilië in Latijns-Amerika, die voldoende reserves hebben om deze externe schokken beter te kunnen weerstaan.
In het algemeen is de binnenlandse vraag in opkomende markten vooralsnog veerkrachtig gebleven en is het economische beleid adequaat geweest, wat de impact van de sterk opgelopen onzekerheid gedeeltelijk heeft verzacht. De groei van de consumptie en investeringen in India, Brazilië en China houdt beter stand dan verwacht, mede dankzij overheidsuitgaven. Centrale banken zijn de afgelopen jaren geloofwaardiger geworden, vooral in Latijns-Amerika. Daardoor konden ze met gerichte ingrepen op de valutamarkt de druk op wisselkoersen verminderen. Op middellange termijn zullen opkomende markten profiteren van buitenlandse investeringen die gericht zijn op handelsdiversificatie en de ontwikkeling van toeleveringsketens tussen deze markten. Ondanks de economische uitdagingen als gevolg van het beleid van de VS beschikken veel landen nog steeds over een redelijk stevige basis.
Greetje Frankena - Deputy Head Economic Research Department
Dana Bodnar - Econoom