Energietransitie geen wondermiddel voor fossiele brandstofimporteurs
Door de energieprijsstijging heeft menig land de invoerrekening voor energie in 2022 sterk zien oplopen, met een verslechtering van de betalingsbalans tot gevolg. Opkomende economieën zijn in hun energievoorziening relatief afhankelijk van het buitenland en zijn in de afgelopen tien jaar meer dan eens de dupe geweest van energieprijsschommelingen op de wereldmarkt. Hier lijkt nu echter een einde aan te komen. Door de recente energiecrisis is de energietransitie in een stroomversnelling geraakt, waardoor we verwachten dat de olie- en gasprijzen, die inmiddels aan het normaliseren zijn, de komende tien jaar verder zullen dalen.
Olie- en gasprijzen zetten neerwaartse trend in
Wij baseren deze verwachting op een tweetal scenario’s van het Internationaal Energieagentschap (IEA). Het meest waarschijnlijke scenario achten wij het Announced Pledges Scenario (APS). Dit scenario veronderstelt dat overheden alle klimaattoezeggingen volledig en op tijd zullen nakomen, ongeacht of het reeds geïmplementeerd beleid is of niet. Gezien de urgentie van de energietransitie denken we dat overheden hun zelfopgelegde doelstellingen zullen halen. Aangezien de aangekondigde doelstellingen nog steeds onvoldoende zijn om de klimaatdoelstellingen te halen, is de kans op rigoureuzere maatregelen aanwezig. Dan komen we in het tweede scenario, het Net Zero Emissies scenario (NZE), waarin wereldwijd de netto CO2-emissies in 2050 tot nul worden gereduceerd. Dit tweede scenario vereist een aanscherping van het klimaatbeleid. In beide scenario’s zullen de prijzen van olie en gas de komende decennia afnemen als gevolg van de energietransitie. In het NZE-scenario daalt de prijs van fossiele energie relatief het meest, omdat hernieuwbare energie in dit scenario een nog prominentere rol krijgt.
Energie-importeurs worden zelfvoorzienender
De energietransitie biedt ook verlichting qua energiezekerheid. Geïmporteerde fossiele brandstoffen zullen steeds vaker worden vervangen door hernieuwbare energie van eigen bodem. Voor de vijftig opkomende economieën met de hoogste netto-invoerrekening voor olie en gas is deze rekening op basis van een zesjaars voortschrijdend gemiddelde reeds gedaald van 8,4% van het bbp in 2015 tot 6,2% van het bbp in 2021. Het spreidingsdiagram (figuur 1) laat zien dat deze daling van de import van fossiele brandstoffen over het algemeen gepaard ging met een toename van het aandeel hernieuwbare energie in de totale stroomopwekkingscapaciteit. De afgelopen tien jaar is dit aandeel met ongeveer 10 procentpunt toegenomen en ligt nu rond de 40%. Zowel in het APS als in het NZE-scenario van het IEA wordt de komende tien jaar een versnelling van de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen verwacht. Landen met ambitieuze doelstellingen, ondersteund door een solide beleidskader, zoals Marokko en Jordanië, zullen hier met name op kunnen inspringen. Het gebrek aan financiële middelen om te investeren in de ontwikkeling van hernieuwbare energie blijft wel een groot obstakel voor veel opkomende economieën.
Hernieuwbare energie geen wondermiddel
Hoewel permanent lagere olie- en gasprijzen en de ontwikkeling van hernieuwbare energie de huidige energie-importerende landen zelfvoorzienender en schokbestendiger zullen maken, lost het hun financiële problemen niet volledig op. Voor de meesten van hen is het tekort op de lopende rekening niet alleen te wijten aan de invoer van olie en gas, maar ook aan de invoer van andere grondstoffen en voedsel. Bovendien kan een zwakke exportbasis parten spelen bij de financiering van de import. In combinatie met de grote investeringsbehoefte van opkomende economieën, zorgt dit nogal eens voor structurele tekorten op de lopende rekening en op de begroting, die zelfs in tijden van lage olie- en gasprijzen aanhouden.
Deze hardnekkigheid wordt bevestigd door een analyse die wij hebben gedaan met een model van Oxford Economics, waarin we de eerder besproken scenario’s van het IEA hebben ingevoerd. Deze scenario’s gaan uit van een daling van de olie- en gasprijs in de komende tien jaar. Voor het beperkte aantal energie-importerende opkomende economieën dat in het model beschikbaar is, worden de tekorten op de lopende rekening tijdens de energietransitie weliswaar aanzienlijk kleiner, maar zullen ze in de meeste gevallen niet worden weggewerkt (figuur 2). Positieve uitzonderingen zijn landen zoals Thailand die momenteel al lage tekorten of zelfs kleine overschotten op de lopende rekening hebben, vaak als gevolg van compenserende factoren zoals inkomensoverdrachten van werknemers uit het buitenland of een sterke exportbasis. De verwachte investeringsimpuls in hernieuwbare energie is niet volledig in het model meegenomen en zou in eerste instantie ook kunnen bijdragen aan tekorten op de lopende rekening, via een hogere importvraag naar kapitaalgoederen, zoals zonnepanelen en windturbines.
Net zero betekent niet nul risico
De energietransitie zal de bestaande schuldenproblematiek waar veel energie-importerende opkomende economieën onder gebukt gaan niet oplossen. Aangezien de lopende rekeningen grotendeels een tekort blijven vertonen, leidt dit als zodanig niet tot afbouw van de buitenlandse schuld. Sterker nog, investeringen in hernieuwbare energie zullen grotendeels met nieuwe schulden moeten worden gefinancierd, omdat de betreffende landen weinig financiële buffers hebben. Enerzijds kan de energietransitie dus wel helpen om hun landenrisico te verminderen door de kosten van energie-import te verlagen en geïmporteerde fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Anderzijds zullen hun macro-economische onevenwichtigheden, die veelal diepgeworteld zijn, niet zo makkelijk verdwijnen zonder bredere economische hervormingen.
Theo Smid - Senior Economist
Niels de Hoog - Senior Economist